Sinds een paar jaar doe ik enthousiast mee aan een van de laatste culinaire (her)ontdekkingen: wildplukken. Het voorjaar is daarvoor de beste tijd, dan is al het groen nog jong en sappig en zit het bomvol voedingsstoffen. Op het moment van schrijven zijn de hoogtijdagen van de meeste eetbare wilde planten alweer voorbij. Tijd voor een nieuwe soort: Rubus fruticosus. Ofwel gewone braam.
Door het vroege voorjaar hebben ook de bramen dit jaar een voorsprong van een paar weken. Nu, halverwege juli, zijn verschillende bramen al plukrijp, hoewel het nog wel één tot twee weken kan duren voordat je serieus aan het plukken kunt slaan. Zet maar vast een mandje of een paar koelkastdoosjes, een lange broek en hoge schoenen (meer open kledij en schoeisel zijn op eigen risico), en een aantal goed sluitende (jam)potjes klaar. Hiermee heb je de basisuitrusting, de rest is afhankelijk van smaak, voorkeur, levensstijl en creativiteit.
Van bramen tot jam
Goed rijpe, gave bramen zijn zo lekker dat ze al een culinair hoogstandje op zich vormen. Uit het vuistje of door de yoghurt is daarom een favoriete manier van bramen eten. Heb je grote hoeveelheden geplukt, dan kun je die op een taartbodem leggen voor een verse-bramentaart of er jam van maken. Je kunt voor dat laatste naar een kilopak geleisuiker – kristalsuiker met toegevoegde pectine – grijpen, maar eigenlijk is dat zonde. Kristalsuiker is een fabrieksmatig bewerkte, zeer zoete suikersoort die de smaak van vers fruit algauw overheerst.
Sta je open voor iets anders, gebruik dan eens een mildere, natuurlijker zoetstof, zoals ruwe rietsuiker, oersuiker, of – de nieuwste rage op het gebied van gezonde zoetmiddelen – kokosbloesemsuiker. Zelf maak ik jam met een klein beetje heldere agar-agarpoeder (verkrijgbaar in de natuurvoedingswinkel of toko) in plaats van pectine, en een eetlepel milde zoetstof. Dit zorgt voor jam met een heel pure fruitsmaak. Voor extra smaak kun je wat citroensap, vanillepoeder of een kaneelstokje toevoegen.
Bramen, bramen, bramen
Om jam te kunnen maken, heb je vooral veel bramen nodig. Dat is niet moeilijk: bramen vind je overal. Pak de fiets en rijd bijvoorbeeld eens richting Hoge Bergse Bos. Stop als je bramenstruiken ziet, pluk wat je kunt en fiets door. Naast de klimberg staan veel bramen bij elkaar, maar dat is tegelijk een populaire plek bij plukkers en grenst direct aan een mountainbikeparcours; uitkijken dus.
Vergeet ook niet meteen wat vlierbessen mee te nemen, die ongeveer tegelijk met bramen rijpen en daar goed mee gecombineerd kunnen worden. Pluk alleen trossen met glanzend blauwe en gave bessen; de onrijpe kun je inleggen en als kappertjes verwerken, zoals ze in de Scandinavische landen doen, maar dat is misschien meer iets voor gevorderden. Veel plezier en succes met het vergaren van de heerlijke vruchten uit de natuur.