De Kade is het meest Amsterdamse plekje van Den Haag. En dat schrijven we zonder enige gêne, ironie of cynisme. De Kade denkt en werkt internationaal, schenkt natuurwijn, serveert retro-esque gerechten, heeft een terras aan de gracht en bedient losjes maar trefzeker. Misschien het belangrijkst, en geheel stad-onafhankelijk: het snapt wat de gast wil.
Aangenaam en comfortabel

Op een semi-zonnige zaterdagavond in juli vonden we een plekje rechts net naast de hoofdingang, op de hoek van de Dunne Bierkade en de Wagenstraat. Het was winderig, op het randje van lekker maar net eroverheen en de sfeer deed de rest, maakte het aangenaam en comfortabel.
Net als de bediening spraken ook de vele gasten een mix van Engels en Nederlands. Naast ons twee jolige jongedames uit de hoofdstad. Ze hadden het overduidelijk naar hun zin en dat werkte aanstekelijk. Niet dat wij veel nodig hebben om het leuk te hebben, maar het hielp. We gaven het startsein in de vorm van tweemaal de pisco sour alstublieft.
Grote(re) wijnkaart
We speurden daarna, zoals altijd, de wijnkaart af voor een keuze uit het menu te maken. Op zoek naar een niet te missen fles, een kelderschat die iedereen over het hoofd had gezien.
Die vonden we niet op het lijstje met cellar leftovers, maar wel een verdedigbare keuze: “Graag de Du Rififi à Beaulieu 2021 van Calvez Bobinet. Please.” Daarvan was helaas net tien minuten geleden de laatste fles verkocht. Zal je net zien. Er was ook een grote wijnkaart, bleek later, en die namen we met graagte aan.
Tot de laatste lik saus

Ondertussen zetten we ons aan de eerste gerechtjes. Stracciatella, de kaas – niet het saaie ijs met de stukjes chocola - en ceviche negro (ceviche met een saus van gegrilde groenten). Het eerste een lichte, frisse salade met mijn favo tomaat coeur de boeuf, geroosterde perzik, krokante salie en pistache. De ander een signature dish van de vorige chef: een Mexicaanse variant met garnaal, guacamole, ui, komkommer en knapperige tostada’s.
Van passant naar vaste klant

Een andere fles dan. O ja, Milan Nestarec! Een echte natuurwijnheld uit Zuid-Moravië die ik ooit voor mijn boek interviewde. Nieuwsgierig bestelden we zijn 380 Volts, een blend van müller thurgau, neuburger en muscat. Voel je hem al aankomen? Ook die bleek net op. Ja, écht net. Ongelofelijk, niet? Hoe groot is de kans, twee keer op een avond. Wat een pech. Maar dan ken je de mensen van De Kade niet. Die maakten dat met gulle gastvrijheid ruimschoots goed. Zo voel je je gewaardeerd en word je van passant vaste klant.
Meer eten besteld, want dat kan daar zo makkelijk met de deelgerichte gerechtjes. Kokkels met misoboter, chilipeper, lenteui, en getoast zuurdesembrood. Tot de laatste lik saus.
Aanwinst voor de stad

We werden gefêteerd op een fantastische, a-typische champagne (Chavost, Blanc de Chardonnay), aten heerlijk, zaten super en zagen het zomeravondlicht zijn einde naderen. Luid gekrijs. Van links naar rechts vlogen er plukjes halsbandparkieten op ooghoogte voorbij. Elke paar minuten, steeds een stuk of acht tot tien. Dat ging ruim een half uur door, misschien langer. Na het betalen van de rekening flaneerden we naar de verzamelplek van deze luidruchtige exoten.
In een grote boom aan de andere kant van de brug luidden minstens honderd vogels de nacht in. Dat ze dat daar geregeld doen bleek uit de auto die er al een tijdje onder stond. Je snapt waarom. Het verhaal gaat dat een bioloog in de jaren zestig twee koppels in het Vondelpark bij wijze van experiment losliet, de rest is nationale geschiedenis. En bij deze aangetoond: de link met Amsterdam, cirkel rond.
Terug langs De Kade. Wat een fijne plek. Een aanwinst voor de stad. En niet omdat we per se meer zaken willen met een Amsterdamse touch. Den Haag moet vooral zichzelf blijven. Maar we gaan zeker vaker naar De Kade.