Negen soorten saté bij Indonesische bistro Kembar

Hip en authentiek

Als we langslopen op het Janskerkhof, blijven we vaak even staan om de zalige geur op te snuiven van kruiden en specerijen. Dit keer gaan we uitgebreid proeven in Kembar, al is het maar omdat deze Indonesische bistro inmiddels negen soorten saté op de kaart heeft staan.

Een bistro? De drie eigenaren willen hiermee zeggen dat je bij hen niet per se een ‘Warung gevoel’ krijgt. In het prachtige hoekpand – met op de bovenverdiepingen Hotel Brass – geniet je in een hip interieur van authentieke gerechten.

De Indonesische archipel bestaat uit meer dan zeventienduizend eilanden waarvan er zesduizend bewoond zijn: er bestaat niet zoiets als ‘de’ Indonesische keuken. Chef-kok Ronald Rumuat, die kan bogen op 40 jaar horeca-ervaring, neemt Java als basis maar maakt bijvoorbeeld ook culinaire uitstapjes naar Sumatra en Sulawesie.

Mocktails

Dat willen we proeven! Bij binnenkomst slaan we niet rechtsaf, de cocktailbar in, maar gaan links, naar het restaurant. Door de herfstzon die binnen schijnt en de enorme plant naast ons tafeltje wanen we ons in een warm land als Indonesië, zeker door de mocktails. Voor de één is er een Kermit de kikker-groene Pandan Colada met kokos, pandan en limoen.

Voor de ander een Frozen Pear en Spekkoek Martini van stoofpeer en met een ieniemienie spekkoekje op de rand van het glas. Allebei heerlijk fris en gelukkig niet al te zoet, een ideale starter.

Vooraf: snacken met pangsit

Van de uitgebreide kaart met bites & sides, saté en ‘de klassiekers’ proberen we eerst de sumpia, een vegetarische loempia, vooral gevuld met bamboescheuten, en pangsit. Niet die vellen die je vroeger met je ouders at bij ‘de Chinees’, overgoten door een mierzoete saus, maar een krokant buideltje, goed gevuld met gehakt van kip en garnaal.

Erbij geserveerd wordt een huisgemaakte atjar waarin we ook kleine stukjes bloemkool ontdekken. Lekker als tegenwicht, die zoetzure groenten.

9 typen saté bij Kembar: van ayam tot udang

Dan de saté. Het is moeilijk kiezen met favorieten op de kaart als kambing (applaus: van geit en niet van lamsvlees) en een vegetarische met tempeh. Op aanraden van de keuken proberen we de saté van kippendij (ayam) die heerlijk sappig is en mals, met een milde huisgemaakte pindasaus.

Ook de udang, garnalen in een redelijk milde sambalsaus (waarschijnlijk door de kokos) is een aanrader. De babi ritja-ritja, buikspek van speenvarken, is verrassend lekker. Alleen moet een van ons wennen aan de saus die wel heel erg pedis is, een echte burner.

Uiteraard: de rendang

Van de klassiekers proeven we – bij een schaaltje gebakken rijst en nasi kuning (gele rijst) – de rendang (spreek uit als rendáng), langzaam gestoofd rundvlees in een kruidige kokosmelksaus, met citroengras en galanga (laos). Stoofvlees, zoals we rendang kennen, maar met een verfijnde smaak.

Vervolgens is er babi ketcap: zacht gegaard varkensvlees in een zoete, kruidige ketjapsaus, onder andere door het gebruik van kaneel. Plus gado gado, de bekende Indonesische groentesalade: vers, fris en mooi fijngesneden, net als de gerechten met vlees. De presentatie van de gerechten is richting fine dining. De smaken van Kembar zijn authentiek, maar met een persoonlijke twist.

Gouden formule

De drie broers achter deze ‘Indo bistro’ - waaronder een tweeling (in het Indonesisch: Kembar) - hebben een gouden formule te pakken. Je kunt bij hen terecht voor een snel lunchmenu of klezen uit broodjes (Italiaanse ciabatta) met Indonesisch ‘beleg’ danwel rijst en bami en die negen soorten saté.

Nieuw is de aperitivo waarbij je tussen drie en vijf ’s middags bij een drankje twee stokjes saté en onbeperkt kroepoek krijgt. ’s Avonds kun je voor of na het diner een signature cocktail drinken in de bar, binnenkort ook op de dinsdagavond. Maar een lekker Bintang biertje kan natuurlijk ook.