Restaurant Slagerij de Beurs huist in bij het Eden Hotel. Het hotel beslaat een heel blok tussen de Amstel en het Rembrandtplein. Wij gingen langs bij de slagerij om ons te laten verwennen met Franse en Engelse gerechten en doken daarna een burlesque slaapkamer in om bij te komen.
Hotel Eden en Slagerij De Beurs
Hoe is het om je eigen stad te zien door de ogen van een toerist? Amsterdammers halen doorgaans hun neus op voor rondvaartboten, mijden musea waar je lang voor in de rij moet staan en komen alleen nog in de binnenstad als er echt iets te doen is. Toch is er in deze ‘gekke tijden’ zeker iets te zeggen voor het creëren van de ultieme weekend-weg-ervaring in je eigen stad. Wij streken neer bij het Eden hotel, prachtig gelegen aan de Amstel met zicht op de Stopera. In het gebouw was vroeger een cacaofabriek (Bensdorp) gevestigd, waar in het interieur smaakvol naar verwezen wordt. Het enorme pand kun je doorsteken vanaf de entree aan de Amstel naar de kant van het Rembrandtplein en de Amstelstraat. Op de hoek zat vroeger Brasserie Flo, maar sinds dat in december 2019 ter ziele ging zit er Slagerij De Beurs, waar je ook vanuit het hotel naar binnen kan.
Franse en Engelse keuken en veel Franse biologische wijnen

Slagerij De Beurs is een relatief nieuwe ster aan het firmament van de Amsterdamse horeca, gerund door chef Timo de Beurs en gastheer Ard Muntjewerf. Beiden zijn goed voor 15 jaar ervaring bij onder andere Merkelbach, Gebr. Hartering en The Lobby en al minstens net zo lang beste vrienden. Het idee voor het restaurant is ontstaan tijdens een reis die ze samen maakten naar Kenia en daarna kwam dit pand op hun pad. De Parijse sferen van Flo zijn verruild voor het gevoel van een Engelse pub. Een plek waar je voor de avond uitgebreid dineren kunt gaan maar laagdrempelig genoeg om even, zoals in Engeland heel gebruikelijk is, in de kroeg neer te ploffen voor een goed en stevig maal met vrienden. Respect voor de ambachtelijke kant van koken en wars van moleculaire malligheid; veel seizoensproducten en geïnspireerd op zowel de Franse als de Engelse keuken. Je kunt à la carte eten of, net als wij, kiezen voor het menu van de chef. Er is een vegetarische bereiding voor iedere gang en een uitgebreide wijnkaart met vooral heel veel Franse biologische wijnen. Met een kundige sommelier erbij ligt het voor de hand dat we een wijnarrangement nemen. Zo krijgen we bij iedere gang en glas enthousiast uitleg en dat is zeker leuk als je zelf ook geïnteresseerd bent in wijn.
Knappe gerechtjes

We trappen af met Zeeuwse platte oesters met een droge frisse chenin blanc erbij, die aangenaam subtiel tintelt. Bij de heerlijk hartige pâté en croute, die minder zwaar is dan paté in korstdeeg doet vermoeden, krijgen we nog een keer een chenin die juist veel fruit heeft en het met zijn restsuikers goed doet bij het varkensvlees. Die wordt geserveerd met ingemaakte rammenas (vergeten wortelgroente die qua smaak doet denken aan radijs) en cantharellen. Het is herfstige kost met een klassiek randje. Het volgende gerecht vinden we spannender. Boerenkool van de barbecue, met een hollandaise van kastanjes, topinamboerchips en geschaafde truffel die als een laagje mos over het groen van de boerenkool ligt. Wat een knap gerechtje is dit. Mijn tafelgenoot vindt het zuur van de hollandaise te veel overheersen, maar ik vind het een heerlijke dimensie geven aan het gerecht. Kastanje en truffel zijn in elk geval subtielere noten hier en dat is niet erg, want de ster blijft toch wel de licht geblakerde knapperige boerenkool! We drinken er een koel geserveerde nebbiolo uit piemonte bij.
Van vis naar fazant en Paris-Brest toe

Tijd voor vis, in de vorm van rode poon (met crispy skin) en mosselen. Er zit een twist aan dit gerecht, want de vis komt met madrassaus, een samosacracker en een fijne pittige kick van gemberrelish. Deze smaakbom komt met een witte beaujolais (ja, die bestaan ook, zo leer je nog eens wat). Een smakelijk geheel waar ik nog wel een bordje van wil bestellen. Door naar de fazant met groene kool en whiskyjus, leuke variant op de traditionele cognacversie. Dit gerecht is vrij hoog op smaak en zal liefhebbers van wild wel kunnen bekoren, zeker met de rode beaujolais erbij. Het bevestigt dat de chef, die deze gang zelf komt serveren vanuit de open keuken, niet houdt van liflafjes, maar van stoere gerechten. De Franse dessertklassieker Paris-Brest (vernoemd naar een wielerwedstrijd tussen de twee steden) is een krokante grote soes, gevuld met pralinécrème van pecannoten, die zacht-luchtig is en niet te zoet. De dessertwijn is dat wel, deze Rivesaltes heeft iets bedwelmends, op een prettige manier.
Aanstekelijke gastvrijheid
Wat bijzonder is aan dit restaurant is dat het gevoel van oprechte, aanstekelijke gastvrijheid de boventoon voert. De sfeer is informeel en gezellig; je voelt je al snel ‘een van de vrienden’ die ook komt eten in plaats van een anonieme toerist. Het is knap om dat gevoel neer te zetten en slim bovendien, want als je je thuis voelt is de kans groot dat je nog eens komt eten. Dat blijkt wel uit het publiek dat voor een deel uit vaste gasten bestaat en het dus niet alleen van toeristen uit het hotel of zakenlieden hoeft te hebben.
Burlesque

Na een avond tafelen en gepamperd worden sluiten we af met een aangeboden shotje tequila, dat we gebroederlijk innemen met de charmante gastheren. Gelukkig verblijven we in het hotel want na dit gelag moet ik naar de lift toe gerold worden. We laten de pooltafel, zelfscanmarkt, tosti-en pizzacorner en hotelbar maar even voor wat ze zijn en waggelen naar de hotelkamer. Deze is gestyled in burlesque thema, een knipoog naar het Amsterdam van vervlogen tijden in het epicentrum van de theatercultuur. Met een Dita von Teese hemelbed, wat het wel tot een unieke logeerpartij maakt: lang niet gek voor een nachtje weg in eigen stad.

Chef Timo de Beurs